Ludwig Wittgenstein, een invloedrijke 20e-eeuwse filosoof, heeft baanbrekend werk verricht op het gebied van filosofie van taal en logica. Een van zijn meest invloedrijke werken, de Tractatus Logico-Philosophicus, eindigt met een reeks opmerkingen over ‘het mystieke’ die verwarring veroorzaakte, zelfs onder de leden van de Weense Kring, een groep van filosofen en wetenschappers die zich toelegden op wetenschappelijke filosofie. Dit artikel zal Wittgenstein’s concept van het mystieke en de relatie ervan met zinvol taalgebruik onderzoeken.
Inhoudsopgave
Het Mystieke volgens Wittgenstein
In de Tractatus stelt Wittgenstein dat er bepaalde dingen zijn die we niet kunnen uitdrukken in taal, maar alleen kunnen tonen. Deze onuitsprekelijke dingen verwijst hij naar als ‘het mystieke’. Volgens Wittgenstein kunnen we de wereld wel beschrijven, maar niet de diepere, fundamentele aspecten ervan. Deze fundamentele aspecten van de wereld, het mystieke, zijn volgens hem onuitsprekelijk (Wittgenstein, 1922).
Taal en Zinvol Gebruik
Wittgenstein’s benadering van taal in de Tractatus is gebaseerd op zijn ‘afbeeldingstheorie’ van betekenis. Volgens deze theorie drukken zinnen feiten uit door een afbeelding of model van de realiteit te vormen. Een zin is zinvol als het een mogelijke toestand van zaken in de wereld kan weergeven. Deze theorie van zinvol taalgebruik is cruciaal om Wittgenstein’s opvatting van het mystieke te begrijpen.
Het Mystieke en Zinvol Taalgebruik
Volgens Wittgenstein gaat het mystieke voorbij aan wat kan worden afgebeeld in taal. Het mystieke is datgene wat de grenzen van taal markeert – het toont zich in de wereld, maar kan niet worden afgebeeld of beschreven. Wittgenstein schrijft: “Er zijn tijden waarop we de wereld als een beperkt geheel voelen – niet als een feit, maar als een mysterie”. Dit gevoel kan niet worden uitgedrukt in taal, maar kan alleen worden ervaren (Wittgenstein, 1922).
Interpretatie van het Mystieke
De opmerkingen van Wittgenstein over het mystieke hebben veel discussie en interpretatie uitgelokt. Sommigen, waaronder leden van de Weense Kring, waren verward door deze opmerkingen en wisten niet hoe ze ze in het bredere kader van de Tractatus moesten plaatsen. Anderen, zoals filosoof Bertrand Russell, negeerden deze opmerkingen grotendeels, omdat ze niet overeenkwamen met hun logisch-positivistische benadering van filosofie (Monk, 1990).
Conclusie
Wittgenstein’s opmerkingen over het mystieke in de Tractatus vormen een uitdagend aspect van zijn filosofie. Zijn ideeën over het mystieke en zinvol taalgebruik dwingen ons om onze begrippen van betekenis, taal en de wereld te heroverwegen, en blijven een vruchtbaar gebied van filosofisch onderzoek.
Bronnen
- Wittgenstein, L. (1922). Tractatus Logico-Philosophicus. Routledge & Kegan Paul.
- Monk, R. (1990). Ludwig Wittgenstein: The Duty of Genius. Free Press.