Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan van Louis Couperus

0
Oud stel zit op een bankje in een herfstlandschap, met vallende bladeren en een ondergaande zon, symbool voor vergankelijkheid.
Een serene scène van een oud stel dat samen van de herfst geniet, met vallende bladeren en een ondergaande zon op de achtergrond.

De titel van het boek “Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan” van Louis Couperus, roept direct beelden op van vergankelijkheid, verval en de onontkoombare loop van de tijd. Dit thema heeft filosofen door de eeuwen heen beziggehouden. In dit artikel onderzoeken we de diepere filosofische implicaties van vergankelijkheid, zoals belicht in literatuur en filosofie. We gaan in op de wijze waarop tijd, geheugen en dood worden geconceptualiseerd en ervaren door zowel individuen als samenlevingen.

De thematiek van vergankelijkheid in filosofie en literatuur

Vergankelijkheid, oftewel de vergankelijke aard van het bestaan, is een centraal thema in zowel filosofie als literatuur. Dit concept is nauw verbonden met tijdelijkheid, sterfelijkheid en het besef dat niets eeuwig blijft. In het boek van Louis Couperus, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan, worden deze thema’s belicht door het tragische lot van ouderen die leven met de herinnering aan een geheim uit het verleden, en hoe dat hun laatste levensjaren vergiftigt.

De rol van herinnering en tijd

In de literatuur, zoals in het werk van Couperus, speelt het verleden een grote rol. De personages worden constant geconfronteerd met hun herinneringen, die hen niet alleen vormen, maar ook achtervolgen. Filosofisch gezien sluit dit aan bij het idee dat herinnering een dubbelzinnige kracht is: het kan ons in staat stellen te leren en te groeien, maar ook gevangenhouden in het verleden. De filosoof Henri Bergson stelde dat tijd niet alleen een lineaire opeenvolging van momenten is, maar ook een innerlijke beleving van duur waarin herinneringen constant worden hervormd en opnieuw worden ervaren.

Bergson’s opvatting biedt een interessante invalshoek op het werk van Couperus, waar tijd lijkt te vertragen voor de oudere personages terwijl ze verstrikt raken in hun herinneringen. Deze trage tijdsbeleving weerspiegelt hoe het verleden blijft voortleven in het heden, en hoe tijd soms minder vloeiend lijkt te verlopen naarmate men ouder wordt.

Vergankelijkheid en sterfelijkheid

Een ander belangrijk thema binnen het filosofische debat over vergankelijkheid is de onontkoombaarheid van de dood. De vergankelijkheid van het menselijk leven vormt een kernprobleem in de existentiële filosofie. Jean-Paul Sartre, een prominent figuur in de twintigste-eeuwse existentialistische stroming, benadrukte dat het bewustzijn van onze eindigheid ons dwingt om verantwoordelijkheid te nemen voor ons eigen bestaan. In plaats van te vervallen in wanhoop, roept dit besef op tot authenticiteit en het nemen van morele verantwoordelijkheid.

In tegenstelling tot Sartre’s actieve en ethische benadering, biedt de Duitse filosoof Martin Heidegger een meer contemplatieve kijk. In Sein und Zeit stelt Heidegger dat de dood een onvermijdelijke horizon is waartegen het menselijk leven moet worden begrepen. Het besef van de dood werpt een schaduw over het leven, maar biedt ook de mogelijkheid om het eigenlijke, authentieke bestaan te realiseren. Heidegger’s concept van ‘Sein zum Tode’ (het-zijn-tot-de-dood) herinnert ons eraan dat de dood niet iets is dat enkel aan het einde van het leven opduikt, maar een constante aanwezigheid is in onze dagelijkse beleving van tijd.

Deze ideeën over sterfelijkheid en de confrontatie met de dood resoneren sterk met de beleving van de oudere generaties in Couperus’ werk. Voor hen is de dood niet langer een abstract begrip, maar een reële nabijheid die hun leven kleurt en bepaalt.

De menselijke ervaring van vergankelijkheid: Psychologie en filosofie

De ervaring van vergankelijkheid is diep geworteld in het menselijk bewustzijn en heeft niet alleen filosofische, maar ook psychologische implicaties. Mensen worden zich vaak pas op latere leeftijd, of door ingrijpende gebeurtenissen zoals ziekte of verlies, volledig bewust van hun eigen sterfelijkheid en de eindigheid van hun bestaan. Dit bewustzijn van vergankelijkheid kan leiden tot gevoelens van angst, melancholie, maar ook tot een hernieuwde waardering van het leven.

Vergankelijkheid en existentiële angst

De Deense filosoof Søren Kierkegaard, een van de grondleggers van het existentialisme, sprak uitvoerig over de existentiële angst (of ‘angst voor het niets’) die ontstaat wanneer mensen worden geconfronteerd met de eindigheid van hun bestaan. Deze angst is volgens Kierkegaard geen pathologische toestand, maar een onvermijdelijk aspect van het mens-zijn. De angst voor de dood, en de onvermijdelijkheid ervan, plaatst het individu voor de keuze: vervallen in wanhoop of de verantwoordelijkheid voor het eigen leven omarmen.

Kierkegaard’s ideeën over angst en existentie vinden weerklank in het werk van latere existentialistische filosofen zoals Sartre en Heidegger, maar ook in moderne psychologische benaderingen van sterfelijkheid. In de psychologie wordt dit gevoel van existentiële angst vaak gezien als een belangrijke drijfveer achter veel menselijke activiteiten. De bekende Amerikaanse psycholoog Ernest Becker introduceerde het idee van de “ontkenning van de dood” in zijn baanbrekende werk The Denial of Death. Becker stelde dat veel van de menselijke cultuur is gebouwd op pogingen om de angst voor de dood te verlichten door het creëren van symbolische vormen van onsterfelijkheid, zoals religie, kunst of roem.

Vergankelijkheid en betekenis

Een ander belangrijk aspect van het filosofische debat over vergankelijkheid is hoe het mensen dwingt om betekenis te zoeken in hun leven. Dit idee komt sterk naar voren in de filosofie van Viktor Frankl, een Oostenrijks psychiater en overlevende van de Holocaust. Frankl ontwikkelde de logotherapie, een vorm van psychotherapie die zich richt op het vinden van betekenis, zelfs in de meest onmenselijke omstandigheden. Volgens Frankl is de zoektocht naar betekenis een van de belangrijkste menselijke drijfveren, en kan het besef van vergankelijkheid juist een kracht worden die mensen aanzet om het leven bewuster en zinvoller te beleven.

De menselijke behoefte aan betekenis en het omgaan met vergankelijkheid zijn nauw verweven. Naarmate mensen ouder worden en zich meer bewust worden van hun eindigheid, rijst de vraag wat hun leven waardevol maakt. Dit is niet alleen een filosofische vraag, maar ook een psychologische noodzaak, vooral voor ouderen die geconfronteerd worden met verlies, afnemende fysieke gezondheid en een veranderend sociaal leven.

Tijd en vergankelijkheid: Filosofische perspectieven

De relatie tussen tijd en vergankelijkheid is een centraal thema binnen de filosofie. Tijd zelf wordt vaak gezien als de kracht die vergankelijkheid veroorzaakt: het is de voortdurende stroom van momenten die alles in de wereld onderhevig maakt aan verandering, verval en uiteindelijk het einde. Hoe mensen tijd ervaren, heeft invloed op hun begrip van het leven en de betekenis van vergankelijkheid.

Lineaire versus cyclische tijdsopvattingen

In de westerse filosofie wordt tijd meestal gezien als lineair: een onomkeerbare stroom van verleden naar toekomst. Dit idee werd beïnvloed door het christendom en het modernisme, die de tijd vaak voorstellen als een pad naar vooruitgang, maar ook als iets dat onvermijdelijk naar een eindpunt leidt, zoals de dood. Deze lineaire opvatting van tijd accentueert de vergankelijkheid omdat het elke gebeurtenis uniek maakt: eenmaal voorbij, kan het moment niet meer terugkeren.

In contrast hiermee hebben veel oosterse filosofieën, zoals het boeddhisme en hindoeïsme, een cyclische opvatting van tijd. Hierin wordt tijd niet gezien als een rechte lijn, maar als een eindeloze cirkel van wedergeboorte en dood, waarin alles constant verandert en opnieuw begint. Vanuit dit perspectief is vergankelijkheid niet iets definitiefs of catastrofaals, maar eerder een natuurlijk onderdeel van het leven, waarin de dood slechts een overgang is naar een nieuwe fase van het bestaan. Boeddhistische filosofen benadrukken dan ook vaak het belang van het accepteren van vergankelijkheid als een onvermijdelijk aspect van de menselijke ervaring, zonder er angst of verdriet aan te verbinden.

De tijdsbeleving in het heden

De twintigste-eeuwse filosoof Henri Bergson introduceerde een vernieuwend begrip van tijd in zijn werk Temps et libre arbitre (Tijd en vrije wil). Bergson maakt onderscheid tussen tijd zoals deze objectief wordt gemeten (de kloktijd) en tijd zoals deze subjectief wordt ervaren (de duur). Volgens Bergson ervaren mensen tijd niet als een reeks van losstaande momenten, maar als een continu proces waarin verleden, heden en toekomst met elkaar verweven zijn. Dit besef van ‘duur’ biedt een interessant perspectief op vergankelijkheid, omdat het ons eraan herinnert dat ervaringen en herinneringen altijd in beweging blijven en ons huidige bestaan vormgeven.

In het licht van deze filosofische inzichten kunnen we begrijpen dat vergankelijkheid niet alleen een kwestie is van het verstrijken van tijd, maar ook van hoe mensen hun eigen relatie tot de tijd ervaren. Wanneer iemand ouder wordt, lijkt de tijd vaak sneller te gaan. Dit kan leiden tot een toegenomen besef van vergankelijkheid en de neiging om het verleden te idealiseren of juist spijt te hebben van gemiste kansen.

De zin van vergankelijkheid: Verzoening en acceptatie

Filosofen hebben zich ook beziggehouden met de vraag hoe we ons kunnen verzoenen met de vergankelijkheid van het leven. De stoïcijnen, een invloedrijke filosofische stroming uit de Oudheid, benadrukten dat de beste manier om met vergankelijkheid om te gaan, is om te accepteren wat niet in onze macht ligt en te focussen op wat we wel kunnen beheersen. Het leven in overeenstemming met de natuur en het omarmen van de vergankelijkheid van alle dingen was voor hen de weg naar innerlijke rust.

De stoïcijnse denker Epictetus stelde bijvoorbeeld dat het besef van vergankelijkheid ons kan helpen om de waarde van het huidige moment te zien, zonder ons te verliezen in spijt over het verleden of angst voor de toekomst. Dit komt overeen met wat we tegenwoordig mindfulness noemen, een praktijk die zijn wortels heeft in oosterse tradities zoals het boeddhisme, maar ook westerse filosofieën zoals de stoïcijnse leer weerspiegelt.

Conclusie: Vergankelijkheid als bron van wijsheid en zelfinzicht

Vergankelijkheid is een universeel en onontkoombaar thema dat zowel in de filosofie als in de literatuur diepgaand wordt onderzocht. In dit artikel hebben we de verschillende filosofische perspectieven op de tijdelijkheid van het leven besproken, variërend van de existentiële angst die ontstaat door het besef van onze sterfelijkheid, tot de meer verzoenende benaderingen die vergankelijkheid omarmen als een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan.

Levenslessen uit vergankelijkheid

Wat de besproken filosofen gemeen hebben, is het inzicht dat vergankelijkheid, ondanks de angst en onzekerheid die het kan oproepen, ook een bron van wijsheid kan zijn. Het besef dat het leven eindig is, dwingt ons om na te denken over wat echt belangrijk is, en hoe we onze beperkte tijd op aarde willen besteden. Dit leidt tot existentiële vragen over betekenis, verantwoordelijkheid en de waarde van het heden. Zoals Viktor Frankl aangaf, kan juist de wetenschap dat ons leven eindig is, ons aanzetten tot het zoeken naar betekenis in ons dagelijks bestaan.

Daarnaast hebben we gezien hoe verschillende filosofieën ons verschillende strategieën bieden om met vergankelijkheid om te gaan. De existentialisten moedigen ons aan om onze sterfelijkheid onder ogen te zien en verantwoordelijkheid te nemen voor ons eigen leven, terwijl de stoïcijnen en boeddhisten pleiten voor acceptatie en sereniteit in het licht van de onvermijdelijke veranderingen die het leven met zich meebrengt. Deze verschillende benaderingen helpen ons om een evenwichtige kijk te ontwikkelen op onze eigen sterfelijkheid en de vergankelijkheid van de wereld om ons heen.

Slotgedachten: De waarde van het moment

De filosofische reflectie op vergankelijkheid nodigt ons uit om het leven in zijn volle complexiteit te omarmen, met al zijn vreugde, verdriet en eindigheid. Zoals de stoïcijnen ons leren, kunnen we alleen rust vinden door te accepteren wat buiten onze controle ligt, zoals de loop van de tijd en de dood. Maar dit besef betekent niet dat we passief moeten toekijken. Integendeel, het kan ons aansporen om onze momenten hier op aarde bewust te beleven en de waarde te zien in elke ervaring, hoe tijdelijk ook.

Couperus’ Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan toont op tragische wijze hoe het niet verwerken van het verleden en het vasthouden aan de tijd die voorbij is, kan leiden tot een leven van spijt en onvrede. Filosofisch gezien ligt hierin een belangrijke les: vergankelijkheid is onvermijdelijk, maar het is aan ons hoe we ons tot die vergankelijkheid verhouden. Door bewust te leven en te accepteren dat alles vergankelijk is, kunnen we misschien een diepere vrede vinden, zowel met onszelf als met de wereld om ons heen.

Bronnen en meer informatie

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in