The General Theory of Employment, Interest, and Money

0
Keynes' "The General Theory" revolutioneerde economie, benadrukte overheidinterventie, effectieve vraag en investeringen voor economische stabiliteit en groei.
Keynes' "The General Theory" revolutioneerde economie, benadrukte overheidinterventie, effectieve vraag en investeringen voor economische stabiliteit en groei.

De invloed van John Maynard Keynes op de economische theorie en praktijk kan nauwelijks worden overschat. Zijn magnum opus, “The General Theory of Employment, Interest, and Money,” gepubliceerd in 1936, bracht een revolutie teweeg in de manier waarop we denken over economie, met name in tijden van crisis. Dit artikel onderzoekt de kernconcepten van Keynes’ werk, de historische context waarin het werd geschreven, en de blijvende impact ervan op de moderne economische wetenschap.

Historische context en achtergrond

De Grote Depressie en economisch denken

In de jaren 1930 werd de wereld geconfronteerd met de Grote Depressie, een periode van ongekende economische neergang die leidde tot massale werkloosheid en armoede. Traditionele economische theorieën, gebaseerd op de ideeën van klassieke economen zoals Adam Smith en David Ricardo, faalden in het bieden van oplossingen voor de economische problemen. Deze theorieën gingen ervan uit dat markten vanzelf zouden herstellen naar een evenwicht van volledige werkgelegenheid, maar de realiteit bleek anders.

Keynes’ kritiek op klassieke economie

Keynes bekritiseerde de klassieke economie omdat deze de structurele zwakheden en de inherente instabiliteit van kapitalistische markten over het hoofd zag. Hij stelde dat markten niet altijd efficiënt zijn en dat interventies van de overheid noodzakelijk zijn om economische stabiliteit te waarborgen. In “The General Theory” introduceerde hij nieuwe concepten die de basis zouden vormen voor het moderne macro-economische beleid.

Publicatie van “The General Theory”

“The General Theory of Employment, Interest, and Money” werd gepubliceerd in 1936. Het boek was bedoeld om de tekortkomingen van de klassieke economie aan te pakken en een nieuw kader te bieden voor het begrijpen van economische fluctuaties. Keynes’ werk benadrukte het belang van vraag in de economie en de rol van de overheid bij het stabiliseren van de economie door middel van fiscaal en monetair beleid.

Kernconcepten van Keynes’ theorie

Effectieve vraag

Een van de centrale concepten in Keynes’ theorie is het idee van effectieve vraag. Volgens Keynes wordt het niveau van werkgelegenheid bepaald door de totale vraag naar goederen en diensten in de economie. Hij betoogde dat in tijden van economische neergang, de vraag naar goederen en diensten kan afnemen, wat leidt tot een daling van de productie en werkgelegenheid. Keynes stelde voor dat de overheid de vraag zou moeten stimuleren door middel van overheidsuitgaven en belastingverlagingen om de economie weer op gang te brengen.

Het spaarparadox

Keynes introduceerde ook het concept van de spaarparadox, waarin hij betoogde dat hoewel sparen op individueel niveau rationeel lijkt, het op macroniveau schadelijk kan zijn. Als iedereen tegelijkertijd besluit meer te sparen en minder uit te geven, kan dit leiden tot een daling van de totale vraag, wat de economische groei belemmert en tot hogere werkloosheid leidt.

Investeringen en rentetarieven

Een ander belangrijk aspect van Keynes’ theorie is de relatie tussen investeringen en rentetarieven. Hij stelde dat investeringen voornamelijk worden gedreven door ondernemersvertrouwen en de verwachte winstgevendheid van investeringen, en niet louter door rentetarieven. Keynes pleitte voor een actieve rol van de overheid in het reguleren van rentetarieven om investeringen te bevorderen.

Animal spirits

Keynes introduceerde het concept van “animal spirits” om de irrationele en emotionele factoren te beschrijven die de beslissingen van investeerders en consumenten beïnvloeden. Deze onvoorspelbare elementen kunnen leiden tot economische instabiliteit en cycli van boom en bust. Hij benadrukte dat vertrouwen een cruciale rol speelt in economische activiteit, en dat de overheid een stabiliserende rol moet spelen om het vertrouwen te behouden.

Invloed en erfenis van Keynes’ theorie

Keynesianisme en overheidsbeleid

De ideeën van Keynes vormden de basis voor wat bekend werd als Keynesianisme, een economische school die pleit voor actieve overheidsinterventie om economische fluctuaties te beheersen. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog adopteerden veel westerse landen Keynesiaanse beleidsmaatregelen, zoals overheidsuitgaven en sociaal vangnet, om economische groei te bevorderen en werkloosheid te verminderen.

Kritiek en tegenreactie

Hoewel Keynesianisme gedurende de jaren vijftig en zestig dominant was, kwam het in de jaren zeventig onder vuur te liggen door de opkomst van stagflatie (een combinatie van hoge werkloosheid en hoge inflatie). Critici, waaronder Milton Friedman en andere aanhangers van het monetarisme, betoogden dat Keynesiaanse beleidsmaatregelen de inflatie verergerden zonder de werkloosheid effectief te verminderen.

Moderne toepassingen en neokeynesianisme

Ondanks de kritiek blijven Keynes’ ideeën een belangrijke rol spelen in het moderne economische beleid. Neokeynesianen hebben Keynes’ werk verder ontwikkeld door het te combineren met elementen van de neoklassieke economie, wat heeft geleid tot een beter begrip van economische schokken en het ontwerp van beleidsmaatregelen om deze schokken op te vangen. Keynes’ pleidooi voor overheidsinterventie heeft ook invloed gehad op de reacties van regeringen op recente economische crises, zoals de financiële crisis van 2008 en de economische gevolgen van de COVID-19 pandemie.

Beleidsmaatregelen afgeleid van Keynes’ theorie

Fiscaal beleid

Keynes pleitte voor actief fiscaal beleid om economische stabiliteit te bevorderen. Dit omvatte het gebruik van overheidsuitgaven en belastingbeleid om de vraag te stimuleren tijdens economische neergangen en om oververhitting te voorkomen tijdens periodes van economische groei.

Overheidsuitgaven

Keynes stelde dat overheidsuitgaven een cruciale rol spelen bij het stimuleren van de economie, vooral in tijden van recessie. Door te investeren in infrastructuur, onderwijs en andere openbare diensten, kan de overheid de vraag verhogen en werkgelegenheid creëren. Dit concept werd in de praktijk gebracht tijdens de Grote Depressie, toen de New Deal van Franklin D. Roosevelt aanzienlijke overheidsuitgaven omvatte om de Amerikaanse economie te herstellen.

Belastingbeleid

Naast overheidsuitgaven benadrukte Keynes het belang van flexibel belastingbeleid. In tijden van economische neergang zouden belastingen verlaagd moeten worden om consumenten te stimuleren meer te besteden en bedrijven aan te moedigen te investeren. Omgekeerd zouden belastingen verhoogd moeten worden tijdens economische booms om oververhitting en inflatie te voorkomen.

Monetair beleid

Monetair beleid, beheerd door centrale banken, speelt ook een belangrijke rol in Keynes’ economische theorie. Keynes geloofde dat centrale banken rentetarieven kunnen gebruiken om investeringen en uitgaven te beïnvloeden.

Rentetarieven

Keynes benadrukte dat lage rentetarieven investeringen stimuleren door de kosten van lenen te verlagen. Tijdens een recessie zou de centrale bank de rentetarieven moeten verlagen om lenen en uitgeven te bevorderen. Dit beleid is terug te zien in de acties van de Federal Reserve en andere centrale banken tijdens de financiële crisis van 2008, waar agressieve renteverlagingen werden ingezet om de economie te stabiliseren.

Kwantitatieve versoepeling

Naast het manipuleren van rentetarieven, stelde Keynes dat centrale banken ook directe maatregelen kunnen nemen om de geldhoeveelheid te vergroten. Kwantitatieve versoepeling, een relatief modern instrument, houdt in dat centrale banken activa kopen om de liquiditeit in de economie te verhogen. Dit beleid werd breed toegepast tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2008 en de COVID-19 pandemie om economische activiteit te ondersteunen.

Automatische stabilisatoren

Keynes introduceerde het concept van automatische stabilisatoren, beleidsmaatregelen die automatisch in werking treden om de economie te stabiliseren zonder directe tussenkomst van de overheid. Voorbeelden hiervan zijn werkloosheidsuitkeringen en progressieve belastingtarieven.

Werkloosheidsuitkeringen

Werkloosheidsuitkeringen helpen de koopkracht van werklozen te behouden, wat de totale vraag in de economie ondersteunt. Tijdens recessies neemt het aantal mensen dat recht heeft op werkloosheidsuitkeringen toe, wat helpt de daling van de vraag te dempen zonder dat er nieuwe wetgeving nodig is.

Progressieve belastingtarieven

Progressieve belastingtarieven, waarbij hogere inkomens een hoger belastingpercentage betalen, werken als automatische stabilisatoren doordat zij de inkomensongelijkheid verminderen en de koopkracht van de lagere inkomensgroepen ondersteunen. Tijdens economische expansies verhogen hogere belastinginkomsten van welvarende individuen de overheidsinkomsten, wat kan helpen bij het afbetalen van schulden en het voorkomen van oververhitting.

Keynesianisme in de praktijk

De New Deal

De New Deal van Franklin D. Roosevelt in de jaren 1930 is een van de beroemdste voorbeelden van Keynesiaanse politiek in actie. Dit programma van overheidsuitgaven en hervormingen was bedoeld om de Verenigde Staten uit de Grote Depressie te halen door werkgelegenheid te creëren en de vraag te stimuleren. Het omvatte grote infrastructuurprojecten zoals de aanleg van snelwegen, dammen en bruggen.

Naoorlogse periode

Na de Tweede Wereldoorlog gebruikten veel westerse regeringen Keynesiaanse beleidsmaatregelen om economische groei te bevorderen en werkloosheid laag te houden. Deze periode, bekend als het Gouden Tijdperk van het kapitalisme, zag hoge niveaus van economische groei en relatieve stabiliteit in veel geïndustrialiseerde landen. Overheidsuitgaven aan infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs werden gezien als cruciale factoren voor het ondersteunen van duurzame economische groei.

Kritiek en beperkingen

Stagflatie

De opkomst van stagflatie in de jaren 1970 – een combinatie van hoge inflatie en hoge werkloosheid – stelde Keynesiaanse politiek voor een uitdaging. Critici zoals Milton Friedman voerden aan dat Keynesiaanse maatregelen de inflatie aanwakkerden zonder de werkloosheid effectief te verminderen. Dit leidde tot een hernieuwde belangstelling voor monetaristische benaderingen, die de nadruk legden op de controle van de geldhoeveelheid in plaats van actieve overheidsinterventie.

Vertragingseffecten

Een andere kritiek op Keynesiaanse politiek is dat beleidsmaatregelen vaak vertragingseffecten hebben. Het kan tijd kosten voordat overheidsuitgaven of belastingwijzigingen hun weg vinden naar de economie, wat betekent dat ze soms te laat komen om effectief te zijn bij het tegengaan van economische schommelingen. Dit probleem wordt verder gecompliceerd door politieke processen en besluitvorming die vaak traag en onvoorspelbaar kunnen zijn.

Overheidschuld

Critici beweren ook dat voortdurende overheidsuitgaven en belastingverlagingen kunnen leiden tot hoge niveaus van overheidsschuld. Hoewel Keynes zelf geloofde dat overheidsuitgaven tijdens economische neergangen moesten worden gevolgd door besparingen tijdens economische expansies, is dit niet altijd in de praktijk gebracht. Hoge overheidsschuld kan toekomstige generaties belasten en de economische stabiliteit ondermijnen.

Moderne toepassingen van Keynes’ theorieën

Reactie op de financiële crisis van 2008

De financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende Grote Recessie gaven aanleiding tot een hernieuwde belangstelling voor Keynesiaanse politiek. Regeringen en centrale banken over de hele wereld grepen terug naar Keynes’ ideeën om de economische neergang te bestrijden.

Stimuleringspakketten

Veel landen implementeerden grootschalige stimuleringspakketten om de economie te ondersteunen. In de Verenigde Staten werd de American Recovery and Reinvestment Act van 2009 ingevoerd, die bijna $800 miljard omvatte aan overheidsuitgaven en belastingverlagingen. Deze maatregelen waren gericht op het creëren van banen en het stimuleren van investeringen in infrastructuur, onderwijs en schone energie.

Kwantitatieve versoepeling

Centrale banken, zoals de Federal Reserve in de VS en de Europese Centrale Bank, gebruikten kwantitatieve versoepeling (QE) om de economie te stabiliseren. Door staatsobligaties en andere financiële activa op te kopen, verhoogden deze banken de geldhoeveelheid en verlaagden ze de rentetarieven, wat de kredietverlening en uitgaven moest bevorderen.

De COVID-19 pandemie

De economische impact van de COVID-19 pandemie vereiste eveneens ingrijpende maatregelen geïnspireerd door Keynesiaanse principes. Overheden over de hele wereld namen drastische stappen om hun economieën te ondersteunen in het licht van grootschalige lockdowns en beperkingen.

Fiscale stimulus

Regeringen introduceerden ongekende fiscale stimuleringspakketten om bedrijven en huishoudens te ondersteunen. In de Verenigde Staten werd de Coronavirus Aid, Relief, and Economic Security (CARES) Act van 2020 goedgekeurd, met een omvang van $2,2 biljoen. Dit pakket omvatte directe betalingen aan burgers, uitbreiding van werkloosheidsuitkeringen en leningen en subsidies voor kleine bedrijven.

Monetaire beleid

Centrale banken verlaagden de rentetarieven naar historisch lage niveaus en breidden hun QE-programma’s uit. De Federal Reserve kondigde bijvoorbeeld aan dat het een onbeperkte hoeveelheid staatsobligaties en door hypotheken gedekte effecten zou opkopen om de liquiditeit in de financiële markten te waarborgen.

Neokeynesianisme en nieuwe economische denkstromingen

Neokeynesianisme

Neokeynesianisme combineert elementen van de klassieke Keynesiaanse economie met moderne inzichten uit de neoklassieke economie. Deze benadering probeert de tekortkomingen van het originele Keynesianisme aan te pakken door rekening te houden met micro-economische grondslagen en verwachtingen van economische agenten. Neokeynesiaanse modellen worden vaak gebruikt door beleidsmakers om economische schokken te analyseren en geschikte beleidsreacties te ontwerpen.

Post-Keynesiaanse economie

Post-Keynesiaanse economen bouwen voort op Keynes’ originele ideeën, met een nadruk op onzekerheid en de rol van financiële markten. Zij bekritiseren de neokeynesiaanse benadering als te rigide en beperkt in zijn veronderstellingen. Post-Keynesiaanse modellen benadrukken de onvoorspelbaarheid van de markten en de noodzaak van een actieve rol van de overheid bij het waarborgen van economische stabiliteit.

Conclusie

“The General Theory of Employment, Interest, and Money” van John Maynard Keynes blijft een fundamenteel werk in de economische wetenschap. Zijn ideeën over effectieve vraag, de spaarparadox, investeringen en “animal spirits” hebben de basis gelegd voor moderne macro-economische theorie en beleid. Hoewel Keynesianisme door de jaren heen kritiek en aanpassingen heeft ondergaan, blijft het relevant in het hedendaagse economische denken en beleid, vooral in tijden van crisis.

De reacties op de financiële crisis van 2008 en de COVID-19 pandemie hebben aangetoond dat Keynesiaanse beleidsmaatregelen effectief kunnen zijn bij het stabiliseren van de economie. Terwijl de economische wetenschap blijft evolueren, blijven de inzichten van Keynes cruciaal voor het begrijpen en beheersen van economische fluctuaties.

Bronnen

  1. Keynes, J.M. (1936). The General Theory of Employment, Interest, and Money. Macmillan.
  2. Krugman, P. (2009). The Return of Depression Economics and the Crisis of 2008. W.W. Norton & Company.
  3. Blinder, A.S. (2006). The Case Against the Case Against Discretionary Fiscal Policy. CEPS Working Paper No. 100.
  4. Mankiw, N.G. (2019). Principles of Economics. Cengage Learning.
  5. Friedman, M. (1968). The Role of Monetary Policy. American Economic Review, 58(1), 1-17.
  6. Federal Reserve Bank of St. Louis. (2020). Quantitative Easing Explained.
  7. European Central Bank. (2021). Monetary Policy During COVID-19.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in