Proefexamen Filosofie VWO 2022: Meerkeuzevragen

0
Proefexamen Filosofie VWO 2022: Meerkeuzevragen
Proefexamen Filosofie VWO 2022: Meerkeuzevragen

Dit betreft een proefexamen voor het vak filosofie, in de vorm van een meerkeuzetest. Het is gemodelleerd naar het VWO filosofie examen van vrijdag 13 mei 2022. Het is belangrijk op te merken dat het officiële examen open vragen bevat in plaats van meerkeuzevragen. Deze oefentest is bedoeld om je voor te bereiden en te oefenen. Er zijn geen specifieke voorwaarden of verplichtingen aan dit proefexamen verbonden. Voor het daadwerkelijke examen is het essentieel om grondig te oefenen in het beantwoorden van schriftelijke, open vragen.

Disclaimer

Dit proefexamen dient enkel als oefenmateriaal en geeft geen garantie op succes bij officiële examens. Hoewel met zorg samengesteld, zijn wij niet verantwoordelijk voor eventuele onjuistheden of misinterpretaties. Resultaten van dit proefexamen moeten worden gezien als indicatief en niet als definitieve beoordeling van bekwaamheid.

Normering

Meerkeuzevragen lijken eenvoudig; het juiste antwoord staat er immers bij. Wij hanteren een norm van 70% goed voor een voldoende. Bij open vragen kan een deels juist antwoord punten opleveren. Bij meerkeuze levert ‘bijna goed’ geen punten op.

De vragen

De vragen kunnen uitdagend zijn en toetsen jouw beheersing van de theorie. Een onvoldoende is niet erg; fouten zijn leermomenten. Reflecteer hierop en zoek naar verbeterpunten.

Het centraal examen richt zich op Domein A ‘Vaardigheden’, in combinatie met een specifiek onderwerp dat is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens. Dit betekend dat je voor het schriftelijk examen moet oefenen in Argumentatieve vaardigheden en Onderzoeksvaardigheden en benaderingswijzen.

Proefexamen Filosofie vwo 2022

0 stemmen, 0 gem
17

Filosofie Proefexamen VWO Meerkeuze vragen

1 / 28

1. Volgens Aristoteles is het niet voldoende om alleen te denken of te contempleren voor zelfverwerkelijking. Wat is volgens hem ook essentieel?

2 / 28

2. Welk begrip beschreef Aristoteles als een optimale staat van karakter, waarbij men handelt in overeenstemming met de rede en streeft naar het goede?

3 / 28

3. Wat beschouwde Aristoteles als het kenmerk dat mensen onderscheidt van andere levende wezens en hen in staat stelt hun potentieel te realiseren?

4 / 28

4. Zelfverwerkelijking heeft betrekking op:

5 / 28

5. Wie wordt beschouwd als een van de belangrijkste denkers over zelfverwerkelijking vanuit de filosofie in de klassieke oudheid?

6 / 28

6. Volgens Aristoteles valt het streven naar welk concept samen met het nastreven van het goede voor zowel het individu als de gemeenschap?

7 / 28

7. Wat stelt Aristoteles over het begrip 'volkomen deugd' met betrekking tot een geslaagd leven?

8 / 28

8. Welke ideologie, die past bij de neoklassieke opvatting over het goede leven, benadrukt de individualisering en prestatiegerichtheid in de samenleving binnen het kader van het neoliberalisme?

9 / 28

9. In hedendaagse debatten over economie en samenleving wordt vaak gediscussieerd over de rol van de vrije markt in de verwerkelijking van individuele vrijheid. Welke stelling komt het dichtst bij het idee dat de verwerkelijking van vrijheid mogelijk is via de vrije markt?

10 / 28

10. Welke van de volgende stellingen beschrijft het beste het onderscheid tussen de opvattingen van existentialisten en John Locke over individualiteit?

11 / 28

11. Gezien de verschillende opvattingen van individualiteit bij existentialisten en John Locke, welke uitspraak beschrijft het beste hun uiteenlopende opvattingen over autonomie?

12 / 28

12. Hoe verhoudt Plato's ideale staat, waarin geen plaats is voor onmatigheid, zich tot het doelgerichte werken aan jezelf zoals gepromoot door de hedendaagse zelfhulpindustrie?

13 / 28

13. Hoe verhoudt de middeleeuwse opvatting van zelfverwerkelijking, waarin de theologale deugden en vooral de liefde als hoogste deugd centraal staan, zich tot het hiërarchische denken van de klassieke oudheid?

14 / 28

14. Gezien het hedendaagse systeem waarin sociaaleconomische ongelijkheid, onzekerheid over werk en inkomen, en een chronisch gebrek aan tijd en zingeving prevaleren, welke van de volgende stellingen beschrijft het meest directe gevolg voor individuen die streven naar zelfverwerkelijking?

15 / 28

15. In 2019 beklom een recordaantal mensen de Mount Everest. Een foto van honderden
klimmers die in een file stonden richting de hoogste top ter wereld wakkerde de
discussie aan over de commerciële exploitatie van het bergtoerisme.

Mag de Mount Everest aan de vrije markt worden overgelaten?

Momenteel kunnen klimmers voor enkele tienduizenden euro’s bij verschillende
commerciële bedrijven een ‘toppoging’ onder begeleiding van gidsen boeken.
Naast het geld dat moet worden betaald voor zo’n commercieel team, moeten de klimmers nóg eens tienduizend euro neertellen voor een ‘permit’ (vergunning) van de Nepalese overheid. Hoewel de beklimming fysiek en geestelijk het uiterste vraagt – de risico’s op (dodelijke)
ongelukken of afgevroren ledematen zijn hoog – zijn er geen voorwaarden aan deelname aan een commerciële expeditie. Iedereen die het kan betalen en zijn of haar droom wil waarmaken mag mee.

Maar de file op de berg gaat daar nu mogelijk verandering in brengen. Ervaren klimmers hebben erop gewezen dat door de teams van commerciële bedrijven het aantal onervaren klimmers zo groot is dat de kans op ongelukken toeneemt. Om deze reden overweegt de Nepalese overheid voorwaarden te verbinden aan het verkrijgen van een permit, zodat het aantal klimmers minder zal worden. Instituties zoals commerciële teams die klimmers begeleiden kunnen het
goede leven mogelijk maken, maar ook bedreigen.

Vraag:
Hoe verhoudt de opkomst van commerciële bergbeklimmingsteams op de Mount Everest zich tot het idee dat instituties het goede leven kunnen faciliteren maar tegelijkertijd ook kunnen bedreigen?

16 / 28

16. Wat drijft klimmers om aanzienlijke bedragen te spenderen en zowel fysieke als geestelijke uitdagingen aan te gaan bij het beklimmen van de Mount Everest met een commercieel team?

17 / 28

17. Wie, ervaren of onervaren, onder begeleiding van een commercieel team
de Mount Everest gaat beklimmen krijgt te maken met absurde
omstandigheden van kou (het kan op de berg meer dan zestig graden
vriezen), ijle lucht (op de top zit nog maar een derde van de hoeveelheid
zuurstof op zeeniveau in de lucht) en lagere luchtdruk (waardoor de
longen niet meer goed werken en vol vocht kunnen lopen). Om het
lichaam aan deze omstandigheden te laten wennen, is het nodig om een
maand op grote hoogte te verblijven alvorens de tocht naar de top te
ondernemen. Bovendien laten commerciële teams hun cliënten klimmen
met extra zuurstof uit flessen en worden er van tevoren al ladders en
klimtouwen bevestigd over gletsjerkloven en langs loodrechte ijswanden.
De aantrekkingskracht van dergelijke risicovolle ontberingen is voor
sommige mensen onbegrijpelijk en voor anderen juist volkomen logisch.
Volgens Jeremy Bentham is de mens te begrijpen als een belichaamd
zelf.

Vraag:
Gezien de extreme omstandigheden en uitdagingen waarmee klimmers te maken krijgen bij het beklimmen van de Mount Everest onder begeleiding van een commercieel team, welke filosofische opvatting verklaart het beste de aantrekkingskracht van dergelijke risicovolle ondernemingen voor sommige individuen?

18 / 28

18. De discussie rondom de commerciële exploitatie van de berg en alle
bijbehorende risico’s komt terug in de speelfilm Everest. In dit
waargebeurde verhaal over de grootste ramp door toerisme op de Mount
Everest komen acht klimmers om, onder wie een expeditieleider.

In de film wordt gesuggereerd dat een van de oorzaken van die ramp was dat
er een te hoge druk stond op de expeditieleider van een commercieel
team. Het team verloor inkomsten omdat het steeds minder cliënten had.
Dit kwam omdat de top door onveilige weersomstandigheden al een paar
jaar op rij niet was bereikt.

Het was de nadrukkelijke wens van de hoge bazen van het team dat de top dit jaar wél gehaald zou worden. De expeditieleider ging niet tegen deze wens in en bracht ondanks naderend
noodweer toch cliënten naar de top, zonder te wijzen op de risico’s. De
top haalden ze, maar tijdens de afdaling werden de omstandigheden de
klimmers en de expeditieleider fataal.

Alasdair MacIntyre stelt dat praktijken deugden nodig hebben. Hij maakt
een onderscheid tussen interne en externe goederen.

Vraag:

Met betrekking tot de tragische gebeurtenissen in de film "Everest", waarin de druk op een expeditieleider leidt tot rampzalige beslissingen, hoe zou Alasdair MacIntyre's onderscheid tussen interne en externe goederen worden toegepast op de acties van de expeditieleider?

19 / 28

19. De discussie rondom de commerciële exploitatie van de berg en alle bijbehorende risico’s komt terug in de speelfilm Everest. In dit waargebeurde verhaal over de grootste ramp door toerisme op de Mount Everest komen acht klimmers om, onder wie een expeditieleider. In de film wordt gesuggereerd dat een van de oorzaken van die ramp was dat er een te hoge druk stond op de expeditieleider van een commercieel team. Het team verloor inkomsten omdat het steeds minder cliënten had.

Dit kwam omdat de top door onveilige weersomstandigheden al een paar jaar op rij niet was bereikt. Het was de nadrukkelijke wens van de hoge bazen van het team dat de top dit jaar wél gehaald zou worden.

De expeditieleider ging niet tegen deze wens in en bracht ondanks naderend noodweer toch cliënten naar de top, zonder te wijzen op de risico’s. De top haalden ze, maar tijdens de afdaling werden de omstandigheden de klimmers en de expeditieleider fataal. Alasdair MacIntyre stelt dat praktijken deugden nodig hebben. Hij maakt een onderscheid tussen interne en externe goederen.

Vraag:

Gezien de gebeurtenissen in de film "Everest" en de fatale beslissingen van de expeditieleider, hoe zou MacIntyre's opvatting over de deugden van moed en eerlijkheid in praktijken zijn toegepast op de situatie?

 

 

20 / 28

20. Waarom sluit de opvatting van de journalist, die stelt dat het lichaam op grote hoogte niet meer goed functioneert en dat zelfs ervaren expeditieleiders mogelijk geen rationele beslissingen meer kunnen nemen, aan bij de filosofische stroming van het materialisme?

21 / 28

21. Hoe sluit de hervorming van het beroep van postbode naar postbezorger, als gevolg van privatisering en concurrentie in de postmarkt, aan bij de opvatting van Adam Smith over arbeidsdeling en welvaart?

22 / 28

22. Gezien de negatieve ervaringen van oud-postbodes na de hervorming van postbode naar postbezorger, welke van de volgende stellingen beschrijft het best de opvattingen van Adam Smith en Karl Marx met betrekking tot dehumanisering als gevolg van arbeidsdeling en de vrije markt?

23 / 28

23. Gezien de transformatie van de postbezorging van een publieke taak naar een gedeeltelijk geprivatiseerd systeem, en de nieuwe maatschappelijke rol die PostNL ziet voor postbezorgers in het signaleren van eenzaamheid, hoe zou Joan Tronto's opvatting over de vrije markt en de scheiding tussen de publieke en private sfeer van toepassing zijn op deze situatie?

24 / 28

24. Het privatiseren van een staatsbedrijf betekent dat zo’n bedrijf zich moet zien te redden op de vrije markt. Het Angelsaksische en het Rijnlandse model zijn twee varianten van de vrije markt. Heijne pleit ervoor om sommige sectoren, zoals de post, helemaal niet aan de vrije markt over te laten. Volgens hem moet de neoliberale marktlogica worden begrensd.

Hij wijst er in dit verband bijvoorbeeld op dat het voormalige staatspostbedrijf sinds de privatisering jaarlijks steeds vaker kampt met misstanden, zoals bezorgers die post achterhouden of dumpen.

Vraag:
Op basis van Heijne's kritiek op het privatiseren van bepaalde sectoren zoals de post en de daaropvolgende misstanden, welke van de volgende uitspraken beschrijft het best de relatie tussen de vrije marktmodellen en de neoliberale marktlogica?

25 / 28

25. Wie tegenwoordig voor de post werkt, bezorgt vooral pakketten met
spullen die online gekocht zijn. Het werk van een postbezorger is dus niet
alleen veranderd door privatisering en marktwerking maar ook door
consumptiegedrag.

Consumptiegedrag heeft, beschouwd vanuit de theorie van Freud, een
duidelijke oorsprong. Consumptiegedrag, zo opgevat, is volgens Kant
onvrij.

Vraag:
Op basis van de invloed van consumptiegedrag op de veranderingen in het werk van een postbezorger en de theorieën van Freud en Kant, welke van de volgende uitspraken beschrijft het best de relatie tussen consumptiegedrag en vrijheid?

 

26 / 28

26. Volgens de theorie van Freud, wat is de primaire drijfveer achter consumptiegedrag?

27 / 28

27. In de context van Freud's theorie, hoe zou consumptiegedrag worden beïnvloed door jeugdervaringen?

28 / 28

28. Gezien de milieuproblematiek veroorzaakt door de grote aantallen pakketjes die postbezorgers rondbrengen, welke van de volgende benaderingen illustreert hoe de vrije markt kan bijdragen aan het aanpakken van deze problematiek?

Your score is

De gemiddelde score is 42%

Vraag 1:
Wat beschouwde Aristoteles als het kenmerk dat mensen onderscheidt van andere levende wezens en hen in staat stelt hun potentieel te realiseren?

A) Deugd (aretè)
B) Handelen (energeia)
C) Rede (logos)
D) Empathie

Vraag 2:
Welk begrip beschreef Aristoteles als een optimale staat van karakter, waarbij men handelt in overeenstemming met de rede en streeft naar het goede?

A) Empathie
B) Handelen (energeia)
C) Rede (logos)
D) Deugd (aretè)

Vraag 3:
Volgens Aristoteles is het niet voldoende om alleen te denken of te contempleren voor zelfverwerkelijking. Wat is volgens hem ook essentieel?

A) Externe bevestiging
B) Materieel succes
C) Handelen (energeia)
D) Absolute kennis

Vraag 4:
Zelfverwerkelijking heeft betrekking op:

A) Het bereiken van rijkdom en status
B) De manier waarop je volledig mens kunt zijn
C) Het volgen van religieuze doctrines
D) Het vermijden van lijden

Vraag 5:
Wie wordt beschouwd als een van de belangrijkste denkers over zelfverwerkelijking vanuit de filosofie in de klassieke oudheid?

A) Plato
B) Socrates
C) Aristoteles
D) Epicurus

Vraag 6:
Wat stelt Aristoteles over het begrip ‘volkomen deugd’ met betrekking tot een geslaagd leven?

A) Een geslaagd leven is een geboorterecht voor iedereen.
B) Alleen filosofen kunnen een volkomen deugdzaam leven leiden.
C) Een geslaagd leven is niet noodzakelijkerwijs een geboorterecht voor iedereen.
D) Volkomen deugd is onbereikbaar voor de mens.

Vraag 7:
Volgens Aristoteles valt het streven naar welk concept samen met het nastreven van het goede voor zowel het individu als de gemeenschap?

A) Macht
B) Rijkdom
C) Eudaimonia (geluk)
D) Kennis

Vraag 8:
Welke ideologie, die past bij de neoklassieke opvatting over het goede leven, benadrukt de individualisering en prestatiegerichtheid in de samenleving binnen het kader van het neoliberalisme?

A) Collectivistische welvaart
B) Participatiesamenleving
C) Prestatiemaatschappij
D) Egalitaire democratie

Vraag 9:
In hedendaagse debatten over economie en samenleving wordt vaak gediscussieerd over de rol van de vrije markt in de verwerkelijking van individuele vrijheid. Welke stelling komt het dichtst bij het idee dat de verwerkelijking van vrijheid mogelijk is via de vrije markt?

A) De vrije markt, met zijn competitieve aard, beperkt de vrijheid van individuen door hen te dwingen zich te conformeren aan de eisen van de markt.

B) De vrije markt garandeert absolute vrijheid voor alle individuen, ongeacht hun economische status of achtergrond.

C) Door een omgeving van keuzevrijheid en zelfbeschikking te bieden, kan de vrije markt bijdragen aan de verwerkelijking van individuele vrijheid, hoewel dit niet altijd absoluut is.

D) Vrijheid kan alleen worden bereikt door volledige staatsinterventie en regulering, waardoor de vrije markt overbodig wordt.

Vraag 10:
Welke van de volgende stellingen beschrijft het beste het onderscheid tussen de opvattingen van existentialisten en John Locke over individualiteit?

A) Zowel existentialisten als John Locke zien individualiteit als inherent en onveranderlijk, met weinig ruimte voor persoonlijke groei.

B) John Locke beschouwt individualiteit als iets dat voortkomt uit rationeel denken en natuurlijke rechten, terwijl existentialisten individualiteit zien als een voortdurende strijd voor authenticiteit in een absurd universum.

C) Existentialisten geloven dat individualiteit voortkomt uit sociale constructies en externe invloeden, terwijl John Locke de nadruk legt op de vrije wil van het individu.

D) Beiden zijn het erover eens dat individualiteit volledig wordt bepaald door externe omstandigheden en dat autonomie een illusie is.

Vraag 11:
Gezien de verschillende opvattingen van individualiteit bij existentialisten en John Locke, welke uitspraak beschrijft het beste hun uiteenlopende opvattingen over autonomie?

A) John Locke gelooft dat autonomie voortkomt uit het nastreven van leven, vrijheid en eigendom, terwijl existentialisten autonomie zien als de moed om eigen keuzes te maken ondanks externe druk.

B) Zowel existentialisten als John Locke zien autonomie als een direct gevolg van financiële onafhankelijkheid en sociale status.

C) Voor existentialisten is autonomie het vermijden van verantwoordelijkheid, terwijl John Locke gelooft dat ware autonomie ligt in het volgen van maatschappelijke regels.

D) Beiden geloven dat autonomie slechts een concept is dat door de samenleving is gecreëerd en dat ware vrijheid onbereikbaar is.

Vraag 12:
Hoe verhoudt Plato’s ideale staat, waarin geen plaats is voor onmatigheid, zich tot het doelgerichte werken aan jezelf zoals gepromoot door de hedendaagse zelfhulpindustrie?

In Plato’s ideale staat is zelfverbetering overbodig omdat iedereen al perfect is, terwijl de zelfhulpindustrie stelt dat constante groei en ontwikkeling essentieel zijn.

Plato’s ideale staat benadrukt collectieve harmonie en matigheid, waarbij individuele excessen worden ontmoedigd, terwijl de zelfhulpindustrie het individu centraal stelt en aanmoedigt om voortdurend naar persoonlijk succes te streven.

Beide benaderingen, zowel Plato’s ideale staat als de zelfhulpindustrie, ontmoedigen persoonlijke groei en benadrukken conformiteit aan een vastgestelde norm.

In Plato’s ideale staat wordt persoonlijke groei bereikt door strikte naleving van staatsregels, terwijl de zelfhulpindustrie gelooft in het breken van regels om ware zelfverwerkelijking te bereiken.

Vraag:
Hoe verhoudt de middeleeuwse opvatting van zelfverwerkelijking, waarin de theologale deugden en vooral de liefde als hoogste deugd centraal staan, zich tot het hiërarchische denken van de klassieke oudheid?

A) In de middeleeuwse opvatting wordt liefde gezien als een deugd die alle andere overstijgt, terwijl in het klassieke hiërarchische denken liefde als een lagere, meer basale emotie wordt beschouwd.

B) Zowel de middeleeuwse als de klassieke opvatting plaatsen liefde op dezelfde hiërarchische positie, namelijk als de hoogste en meest gewaardeerde deugd.

C) In de klassieke oudheid werd liefde gezien als de hoogste deugd en stond het boven alle andere, terwijl in de middeleeuwse opvatting liefde slechts een van de vele theologale deugden was.

D) De middeleeuwse opvatting benadrukt liefde als een instrument voor maatschappelijke orde en hiërarchie, terwijl het klassieke denken liefde ziet als een potentieel ontwrichtende kracht.

Vraag 13:
Wat drijft klimmers om aanzienlijke bedragen te spenderen en zowel fysieke als geestelijke uitdagingen aan te gaan bij het beklimmen van de Mount Everest met een commercieel team?

A) De drang om hun fysieke uithoudingsvermogen te testen en hun grenzen te verleggen.

B) Het verlangen naar een buitengewone ervaring waarin ze tegelijkertijd de nietigheid en de rijkdom van het leven kunnen voelen.

C) Het streven naar sociale erkenning en het verkrijgen van aanzien binnen hun gemeenschap.

D) De wens om deel uit te maken van een exclusieve groep mensen die de hoogste berg ter wereld heeft beklommen.

Vraag 14:
Hoe verhoudt de opkomst van commerciële bergbeklimmingsteams op de Mount Everest zich tot het idee dat instituties het goede leven kunnen faciliteren maar tegelijkertijd ook kunnen bedreigen?

A) Commerciële teams op de Mount Everest tonen aan dat instituties alleen het goede leven bedreigen, aangezien ze onervaren klimmers toelaten, wat het risico op ongelukken vergroot.

B) De mogelijkheid die commerciële teams bieden voor individuen om hun dromen te verwezenlijken benadrukt hoe instituties het goede leven kunnen bevorderen. Tegelijkertijd wijzen de risico’s en de toenemende drukte op de berg op de potentiële bedreigingen van deze instituties.

C) Commerciële teams op de Mount Everest zijn louter positief, omdat ze iedereen, ongeacht ervaring, de kans bieden om de top te bereiken, wat bijdraagt aan het idee van zelfverwerkelijking.

D) De commerciële exploitatie van de Mount Everest heeft geen invloed op het concept van het goede leven, aangezien bergbeklimming slechts een hobby is en geen diepere betekenis heeft voor het individuele welzijn.

Wie, ervaren of onervaren, onder begeleiding van een commercieel team de Mount Everest gaat beklimmen krijgt te maken met absurde omstandigheden van kou (het kan op de berg meer dan zestig graden vriezen), ijle lucht (op de top zit nog maar een derde van de hoeveelheid zuurstof op zeeniveau in de lucht) en lagere luchtdruk (waardoor de longen niet meer goed werken en vol vocht kunnen lopen). Om het lichaam aan deze omstandigheden te laten wennen, is het nodig om een maand op grote hoogte te verblijven alvorens de tocht naar de top te ondernemen. Bovendien laten commerciële teams hun cliënten klimmen met extra zuurstof uit flessen en worden er van tevoren al ladders en klimtouwen bevestigd over gletsjerkloven en langs loodrechte ijswanden. De aantrekkingskracht van dergelijke risicovolle ontberingen is voor sommige mensen onbegrijpelijk en voor anderen juist volkomen logisch. Volgens Jeremy Bentham is de mens te begrijpen als een belichaamd zelf.

Vraag 15:
Gezien de extreme omstandigheden en uitdagingen waarmee klimmers te maken krijgen bij het beklimmen van de Mount Everest onder begeleiding van een commercieel team, welke filosofische opvatting verklaart het beste de aantrekkingskracht van dergelijke risicovolle ondernemingen voor sommige individuen?

A) De drang naar zelfoverstijging en het streven naar het onbekende, ongeacht de gevaren.

B) De menselijke natuur om fysieke grenzen te verkennen en te overwinnen als een vorm van zelfexpressie.

C) Volgens Jeremy Bentham’s opvatting van de mens als een “belichaamd zelf”, waarbij het individu wordt gedreven door het maximaliseren van plezier en het minimaliseren van pijn, en de ervaring van het overwinnen van dergelijke extreme uitdagingen kan worden gezien als een ultieme vorm van genot.

D) De behoefte van de mens om zichzelf te bewijzen in de ogen van de samenleving en sociale erkenning te verkrijgen door extreme prestaties.

De discussie rondom de commerciële exploitatie van de berg en alle bijbehorende risico’s komt terug in de speelfilm Everest. In dit waargebeurde verhaal over de grootste ramp door toerisme op de Mount Everest komen acht klimmers om, onder wie een expeditieleider. In de film wordt gesuggereerd dat een van de oorzaken van die ramp was dat er een te hoge druk stond op de expeditieleider van een commercieel team. Het team verloor inkomsten omdat het steeds minder cliënten had. Dit kwam omdat de top door onveilige weersomstandigheden al een paar jaar op rij niet was bereikt. Het was de nadrukkelijke wens van de hoge bazen van het team dat de top dit jaar wél gehaald zou worden. De expeditieleider ging niet tegen deze wens in en bracht ondanks naderend noodweer toch cliënten naar de top, zonder te wijzen op de risico’s. De top haalden ze, maar tijdens de afdaling werden de omstandigheden de klimmers en de expeditieleider fataal. Alasdair MacIntyre stelt dat praktijken deugden nodig hebben. Hij maakt een onderscheid tussen interne en externe goederen.

Vraag 16:
Wat drijft klimmers om aanzienlijke bedragen te spenderen en zowel fysieke als geestelijke uitdagingen aan te gaan bij het beklimmen van de Mount Everest met een commercieel team?

A) De drang om hun fysieke uithoudingsvermogen te testen en hun grenzen te verleggen.

B) Het verlangen naar een buitengewone ervaring waarin ze tegelijkertijd de nietigheid en de rijkdom van het leven kunnen voelen.

C) Het streven naar sociale erkenning en het verkrijgen van aanzien binnen hun gemeenschap.

D) De wens om deel uit te maken van een exclusieve groep mensen die de hoogste berg ter wereld heeft beklommen.

Vraag 17:

Een journalist die indertijd mee klom en het noodweer overleefde, komt tot een andere verklaring voor de ramp dan de commerciële druk die de film suggereert. Volgens hem functioneert het lichaam op grote hoogte niet meer goed en kunnen ook ervaren expeditieleiders dan niet meer garanderen dat ze nog rationele beslissingen kunnen nemen. Over de verhouding tussen lichaam en geest bestaan verschillende filosofische standpunten en stromingen

Tot eind twintigste eeuw was het bezorgen van post geen onderdeel van de vrije markt, maar werd dit verzorgd door een staatsbedrijf. De regering besloot om dit staatsbedrijf te privatiseren en de postmarkt open te stellen voor andere bedrijven, zodat er concurrentie zou komen. Het belangrijkste argument was dat concurrentie zou leiden tot betere en goedkopere postbezorging. Het oorspronkelijke staatsbedrijf voerde onder invloed van de concurrentie een grootschalige hervorming door. Het sorteren van post werd voortaan door machines gedaan. Daardoor veranderde het beroep van postbode – die betrokken was bij het hele proces van ophalen tot sorteren en bezorgen – in dat van postbezorger, die alleen nog de post door de brievenbus doet. Hierdoor was veel minder personeel nodig om hetzelfde werk te doen. De hervorming van postbode naar postbezorger kan aansluiten bij de opvatting van Adam Smith over arbeidsdeling en welvaart.

Vraag:
Hoe sluit de hervorming van het beroep van postbode naar postbezorger, als gevolg van privatisering en concurrentie in de postmarkt, aan bij de opvatting van Adam Smith over arbeidsdeling en welvaart?

A) Omdat Adam Smith geloofde dat specialisatie en arbeidsdeling de efficiëntie van arbeid zou verhogen, wat leidt tot een grotere productie en welvaart voor de samenleving.

B) Omdat Adam Smith van mening was dat arbeidsdeling zou leiden tot een verlies van vakmanschap en de kwaliteit van dienstverlening zou verminderen.

C) Omdat Adam Smith stelde dat arbeidsdeling en specialisatie zouden resulteren in een monopolie van staatsbedrijven en minder keuzemogelijkheden voor consumenten.

D) Omdat Adam Smith van mening was dat het beroep van postbode traditioneel en onveranderlijk moest blijven, ongeacht externe marktdruk.

Journalist Sander Heijne sprak verschillende mensen die vinden dat de hervorming van postbode naar postbezorger geen succes is geweest. Oud-postbodes wijzen erop dat de fors lagere salarissen en het reduceren van de werkzaamheden ten koste zijn gegaan van de kwaliteit van de bezorging en het plezier in het werk. Vóór de hervormingen was het de persoonlijke trots en verantwoordelijkheid van een postbode om in zijn eigen wijk belangrijke poststukken zoals brieven van de Belastingdienst op het juiste adres af te leveren. Een postbode had aanzien en werd goed betaald. Na de hervorming tot postbezorger maakte de uitgeklede taak het werk simpeler en minder respectabel. Adam Smith waarschuwde dat vergaande arbeidsdeling kan leiden tot dehumanisering. Volgens Karl Marx gaat de vrije markt gepaard met dehumanisering. Smith en Marx hebben een verschillende oplossing voor het tegengaan van deze nadelige gevolgen.

Vraag 18:
Gezien de negatieve ervaringen van oud-postbodes na de hervorming van postbode naar postbezorger, welke van de volgende stellingen beschrijft het best de opvattingen van Adam Smith en Karl Marx met betrekking tot dehumanisering als gevolg van arbeidsdeling en de vrije markt?

A) Zowel Smith als Marx geloofden dat de vrije markt en arbeidsdeling onvermijdelijk tot dehumanisering leiden, maar ze verschilden van mening over de oplossingen om dit te voorkomen.

B) Smith waarschuwde voor de dehumaniserende effecten van vergaande arbeidsdeling, terwijl Marx voornamelijk de vrije markt beschuldigde van het veroorzaken van dehumanisering.

C) Marx zag arbeidsdeling als de primaire oorzaak van dehumanisering, terwijl Smith geloofde dat de vrije markt de enige bron van dit probleem was.

D) Zowel Smith als Marx waren van mening dat de vrije markt en arbeidsdeling de beste manieren waren om welvaart en menselijke waardigheid te bevorderen, en zagen geen risico op dehumanisering.

Het bezorgen van post was ooit ondergebracht in een staatsbedrijf, omdat de overheid het bezorgen van post zag als een publieke taak. De zorg voor deze publieke taak is volgens Heijne sterk verminderd na de privatisering van de post. Toch ziet PostNL, het bedrijf dat is voortgekomen uit het oorspronkelijke staatsbedrijf, een maatschappelijke rol weggelegd voor de huidige postbezorgers. PostNL gaat postbezorgers opleiden om eenzaamheid te signaleren. Vooral bezorgers die medische hulpmiddelen rondbrengen, komen regelmatig eenzame personen tegen. Deze bezorgers kunnen vermoedens van eenzaamheid melden bij een meldpunt. Volgens Joan Tronto heeft de vrije markt door een scheiding tussen de publieke en de private sfeer geleid tot een verschraling van het morele debat in het publieke domein.

Vraag 19:
Gezien de transformatie van de postbezorging van een publieke taak naar een gedeeltelijk geprivatiseerd systeem, en de nieuwe maatschappelijke rol die PostNL ziet voor postbezorgers in het signaleren van eenzaamheid, hoe zou Joan Tronto’s opvatting over de vrije markt en de scheiding tussen de publieke en private sfeer van toepassing zijn op deze situatie?

A) Tronto zou betogen dat PostNL’s initiatief om eenzaamheid te signaleren een poging is om het morele debat in het publieke domein te verrijken, ondanks de privatisering.

B) Tronto zou stellen dat de privatisering van de postbezorging en het nieuwe initiatief van PostNL een voorbeeld zijn van de vrije markt die de publieke en private sfeer volledig scheidt, wat leidt tot een verschraling van morele waarden.

C) Tronto zou geloven dat het initiatief van PostNL om eenzaamheid te signaleren een directe reactie is op de vrije markt die het morele debat in het publieke domein heeft versterkt.

D) Tronto zou de acties van PostNL zien als een volledige omhelzing van de private sfeer, waarbij het bedrijf profiteert van maatschappelijke problemen zonder een echte bijdrage te leveren aan het publieke domein.

Vraag 20

Het privatiseren van een staatsbedrijf betekent dat zo’n bedrijf zich moet zien te redden op de vrije markt. Het Angelsaksische en het Rijnlandse model zijn twee varianten van de vrije markt. Heijne pleit ervoor om sommige sectoren, zoals de post, helemaal niet aan de vrije markt over te laten. Volgens hem moet de neoliberale marktlogica worden begrensd. Hij wijst er in dit verband bijvoorbeeld op dat het voormalige staatspostbedrijf sinds de privatisering jaarlijks steeds vaker kampt met misstanden, zoals bezorgers die post achterhouden of dumpen.

Vraag:
Op basis van Heijne’s kritiek op het privatiseren van bepaalde sectoren zoals de post en de daaropvolgende misstanden, welke van de volgende uitspraken beschrijft het best de relatie tussen de vrije marktmodellen en de neoliberale marktlogica?

A) Heijne gelooft dat zowel het Angelsaksische als het Rijnlandse model inherent zijn aan misstanden zoals het achterhouden of dumpen van post en dat beide modellen moeten worden vermeden.

B) Heijne suggereert dat de neoliberale marktlogica, ongeacht het gekozen marktmodel, moet worden begrensd om misstanden in geprivatiseerde sectoren te voorkomen.

C) Heijne is van mening dat alleen het Rijnlandse model geschikt is voor staatsbedrijven en dat het Angelsaksische model leidt tot misstanden zoals het achterhouden van post.

D) Heijne betoogt dat alle vormen van de vrije markt onvermijdelijk leiden tot misstanden en dat staatsbedrijven volledig moeten worden beschermd tegen enige vorm van privatisering.

Wie tegenwoordig voor de post werkt, bezorgt vooral pakketten met spullen die online gekocht zijn. Het werk van een postbezorger is dus niet alleen veranderd door privatisering en marktwerking maar ook door consumptiegedrag. Consumptiegedrag heeft, beschouwd vanuit de theorie van Freud, een duidelijke oorsprong. Consumptiegedrag, zo opgevat, is volgens Kant onvrij.

Vraag 21:
Op basis van de invloed van consumptiegedrag op de veranderingen in het werk van een postbezorger en de theorieën van Freud en Kant, welke van de volgende uitspraken beschrijft het best de relatie tussen consumptiegedrag en vrijheid?

A) Volgens Freud is consumptiegedrag een natuurlijke uitdrukking van menselijke verlangens, terwijl Kant gelooft dat dit gedrag een teken is van menselijke vrijheid.

B) Freud ziet consumptiegedrag als een gevolg van onderdrukte verlangens, terwijl Kant stelt dat een dergelijk gedrag een indicatie is van onvrijheid.

C) Zowel Freud als Kant zijn van mening dat consumptiegedrag een vrije keuze van het individu is, zonder onderliggende psychologische of morele implicaties.

D) Freud beschouwt consumptiegedrag als een bewuste keuze, terwijl Kant gelooft dat het een gevolg is van externe invloeden op het individu.

Vraag 22:
Volgens de theorie van Freud, wat is de primaire drijfveer achter consumptiegedrag?

A) Het verlangen naar sociale acceptatie en status.

B) De behoefte om fysieke honger of dorst te stillen.

C) Onderdrukte verlangens en onvervulde behoeften van het onderbewustzijn.

D) Het rationele besluitvormingsproces van het individu gebaseerd op behoeften en wensen.

Vraag 23:
In de context van Freud’s theorie, hoe zou consumptiegedrag worden beïnvloed door jeugdervaringen?

A) Jeugdervaringen hebben geen directe invloed op consumptiegedrag in de volwassenheid.

B) Consumptiegedrag is een directe weerspiegeling van de materiële verlangens die men in de jeugd had.

C) Onverwerkte trauma’s en ervaringen uit de jeugd kunnen leiden tot specifieke consumptiepatronen als copingmechanisme.

D) Jeugdervaringen bepalen alleen de voorkeur voor merken en producten, maar niet het algemene consumptiegedrag.

De enorme aantallen pakketjes die postbezorgers rondbrengen zijn schadelijk voor het milieu. Niet alleen vanwege de hoeveelheid verpakkingsmateriaal, maar ook vanwege de vele kilometers die bezorgers rijden van distributiepunten naar alle afzonderlijke bezorgadressen. Milieuproblematiek kan via de vrije markt worden aangepakt.

Vraag 24:
Gezien de milieuproblematiek veroorzaakt door de grote aantallen pakketjes die postbezorgers rondbrengen, welke van de volgende benaderingen illustreert hoe de vrije markt kan bijdragen aan het aanpakken van deze problematiek?

A) Het introduceren van eco-vriendelijke verpakkingsmaterialen die volledig biologisch afbreekbaar zijn, waardoor de impact van verpakkingsafval op het milieu wordt verminderd.

B) Het implementeren van een belasting op kilometers die bezorgers rijden, waardoor bedrijven worden aangemoedigd om efficiëntere distributieroutes te plannen en zo de CO2-uitstoot te verminderen.

C) Het aanbieden van financiële prikkels voor bedrijven die investeren in elektrische bezorgvoertuigen, wat leidt tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

D) Alle bovengenoemde benaderingen.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in