De marginalistische revolutie: Oorsprong en impact

0
Historische afbeelding van de marginalistische revolutie, met economen en grafieken die marginaal nut en marktdynamiek illustreren.
Historische weergave van de marginalistische revolutie, waarin economen zoals Jevons, Menger en Walras debatteren over marginaal nut en economische theorie.

De marginalistische revolutie was een cruciale ontwikkeling in de economische wetenschap die de manier waarop waarde en prijs werden begrepen fundamenteel veranderde. Deze wending in het denken vond plaats in de tweede helft van de 19e eeuw en wordt gezien als het begin van de moderne micro-economie. Het kernidee van de marginalistische theorie is dat waarde wordt bepaald door het marginale nut van een goed of dienst, een verschuiving van de klassieke opvatting waarin waarde vooral afhing van de hoeveelheid arbeid die in de productie werd gestoken. In dit artikel verkennen we de achtergrond, de sleutelfiguren, de impact van deze revolutie op de economie en de nalatenschap ervan.

Inleiding

De marginalistische revolutie markeert een diepgaande verandering in het economisch denken. Voor de komst van het marginalisme werd de waarde van goederen en diensten voornamelijk bekeken vanuit objectieve factoren, zoals arbeid en productiekosten, gebaseerd op de klassieke economische theorieën van denkers zoals Adam Smith en David Ricardo. De marginalisten introduceerden echter het idee dat waarde subjectief is, afhankelijk van het nut dat een individu ontleent aan een extra eenheid van een goed of dienst.

Deze revolutie in denken heeft een blijvende invloed gehad op de manier waarop economen economische beslissingen, prijsvorming en marktmechanismen analyseren. De opkomst van het marginalisme heeft niet alleen geleid tot een herziening van de waardetheorie, maar ook tot de vorming van de moderne micro-economie, die zich richt op individuele keuzes en marktdynamiek.

De Achtergrond van de Marginalistische Revolutie

Klassieke Economie en Arbeidswaardetheorie

De economische theorie die dominant was vóór de marginalistische revolutie, wordt vaak aangeduid als de klassieke economie. Denkers zoals Adam Smith en David Ricardo hadden uitgebreide theorieën over waarde ontwikkeld, die sterk afhankelijk waren van de hoeveelheid arbeid die nodig was om een goed te produceren. Dit staat bekend als de arbeidswaardetheorie. Volgens deze theorie is de waarde van een goed direct gerelateerd aan de hoeveelheid werk die nodig is voor de productie ervan.

De klassieke benadering had echter een aantal tekortkomingen. Een daarvan was het onvermogen om te verklaren waarom bepaalde goederen, zoals diamanten, een veel hogere waarde hadden dan andere, zoals water, ondanks het feit dat water essentieel is voor het leven. Dit vraagstuk, dat bekend staat als het waarderijkdom-paradox, was een indicatie dat de klassieke arbeidswaardetheorie niet voldeed om de subjectieve waarde van goederen te verklaren.

Ontstaan van de Marginalistische Theorie

Het was in deze context dat de marginalistische theorie opkwam. In plaats van te kijken naar objectieve kosten zoals arbeid, richtten marginalisten zich op het concept van marginaal nut. Dit is de extra tevredenheid of het nut dat een consument ervaart door het consumeren van een extra eenheid van een goed. De waarde van een goed werd niet langer gezien als vaststaand, maar als iets dat varieerde afhankelijk van hoeveel ervan beschikbaar was en hoe dringend de behoeften van de consument waren.

De marginalistische theorie bood een oplossing voor de waarderijkdom-paradox. Terwijl de waarde van water objectief gezien hoger lijkt vanwege zijn levensnoodzakelijke functie, is het marginale nut van water vaak laag omdat het in overvloed beschikbaar is. Daarentegen is het marginale nut van een diamant hoog, omdat deze schaars en gewild is.

Belangrijkste Denkers en Hun Bijdragen

William Stanley Jevons (1835-1882)

Een van de sleutelfiguren in de marginalistische revolutie is de Engelse econoom William Stanley Jevons. In zijn invloedrijke werk The Theory of Political Economy (1871) introduceerde Jevons het concept van marginaal nut en stelde hij dat waarde afhankelijk is van het nut dat een individu ontleent aan een extra eenheid van een goed. Jevons zag waarde als iets dat subjectief is en varieert per individu. Hij stelde dat economische beslissingen niet alleen worden gemaakt op basis van totale kosten, maar ook op basis van de marginale voordelen die extra eenheden van een goed of dienst bieden.

Jevons benadrukte de rol van de consument in het bepalen van prijzen. Volgens hem was de prijs van een goed het resultaat van de interactie tussen vraag en aanbod, waarbij consumenten hun aankopen baseren op het marginale nut dat ze van het goed verwachten te ontvangen. Zijn werk betekende een breuk met de klassieke economische theorie, die meer gericht was op kosten van productie en objectieve waarde.

Carl Menger (1840-1921)

Een andere cruciale figuur in de marginalistische revolutie was de Oostenrijkse econoom Carl Menger, oprichter van de Oostenrijkse School van Economie. In zijn boek Principles of Economics (1871) ontwikkelde Menger een theorie die sterk leek op die van Jevons, maar met een iets andere focus. Terwijl Jevons het wiskundige aspect van marginaal nut benadrukte, legde Menger meer nadruk op het subjectieve karakter van waarde. Volgens Menger is waarde niet inherent aan goederen zelf, maar wordt deze bepaald door het nut dat individuen eraan toeschrijven op basis van hun behoeften en omstandigheden.

Menger introduceerde het concept van de “eerstelingen” en de “laatsten” in het gebruik van goederen, waarmee hij aangaf dat de waarde van een goed wordt bepaald door de marginale eenheid ervan – dat wil zeggen, de laatste eenheid die iemand bereid is te consumeren of te gebruiken. Deze benadering lag aan de basis van wat later bekend zou worden als de Oostenrijkse school, die een belangrijke rol zou spelen in de ontwikkeling van de subjectieve waardetheorie.

Léon Walras (1834-1910)

De Franse econoom Léon Walras was de derde belangrijke denker die bijdroeg aan de marginalistische revolutie. In tegenstelling tot Jevons en Menger richtte Walras zich op de wiskundige aspecten van economie en de rol van marktevenwicht. In zijn werk Éléments d’économie politique pure (1874-1877) introduceerde Walras het concept van algemeen evenwicht, waarbij hij aantoonde hoe vraag en aanbod in verschillende markten met elkaar in wisselwerking staan om tot een evenwichtige prijsbepaling te komen.

Walras gebruikte een wiskundig model om te laten zien hoe prijzen ontstaan uit de interactie tussen vraag en aanbod. Hij was een van de eersten die wiskundige methoden toepaste op economische theorieën, en zijn werk legde de basis voor latere ontwikkelingen in de wiskundige economie. Terwijl Jevons en Menger zich vooral richtten op individuele markten, keek Walras naar het bredere plaatje en hoe verschillende markten met elkaar interageren in een alomvattend systeem.

Invloed op de Theorie van Vraag en Aanbod

De marginalistische revolutie had een diepgaande invloed op de manier waarop economen over vraag en aanbod dachten. Voor de opkomst van het marginalisme werd de relatie tussen vraag en aanbod voornamelijk bekeken vanuit de kosten van productie en objectieve factoren. De marginalisten introduceerden echter het idee dat vraag gebaseerd is op het subjectieve nut dat individuen uit goederen halen. Deze focus op individuele keuzes leidde tot een herziening van de klassieke theorieën over prijsvorming en marktwerking.

De bijdrage van de marginalisten ligt vooral in het feit dat ze de analyse van vraag en aanbod verfijnden door de nadruk te leggen op marginale veranderingen. In plaats van te kijken naar de totale vraag of het totale aanbod, legden zij de nadruk op de veranderingen die optreden wanneer consumenten en producenten reageren op kleine prijswijzigingen. Dit leidde tot een beter begrip van hoe prijzen fluctueren en hoe markten in evenwicht komen.

De Gevolgen voor de Economische Theorie

Het Vervangen van de Arbeidswaardetheorie

Een van de meest ingrijpende gevolgen van de marginalistische revolutie was het verdringen van de klassieke arbeidswaardetheorie, die tot dan toe de dominante theorie was in de economische wetenschap. Volgens de arbeidswaardetheorie werd de waarde van een goed bepaald door de hoeveelheid arbeid die nodig was om het te produceren. Deze theorie, gepropageerd door denkers zoals Adam Smith en David Ricardo, werd door de marginalisten verworpen omdat ze geen rekening hield met de subjectieve waarde die consumenten aan goederen toekenden.

De marginalistische revolutie bracht een nieuwe benadering die stelde dat waarde wordt bepaald door het marginaal nut dat een consument uit een extra eenheid van een goed haalt. Hierdoor werd de rol van arbeid bij waardecreatie in economische theorieën sterk verminderd. De marginalisten benadrukten dat niet alleen productiekosten, maar ook de individuele voorkeuren en behoeften van consumenten een rol spelen bij de bepaling van prijzen en waarde.

Introductie van de Marginale Kostentheorie

Een ander belangrijk gevolg van de marginalistische revolutie was de ontwikkeling van de marginale kostentheorie. Deze theorie stelt dat producenten hun productiebeslissingen baseren op de kosten die gepaard gaan met de productie van een extra eenheid van een goed. De marginale kosten vormen een cruciaal element in de prijsvorming, aangezien bedrijven over het algemeen streven naar het maximaliseren van hun winst door te produceren tot het punt waar de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengst.

De marginalistische theorie bood een nauwkeuriger en flexibeler kader voor het analyseren van productiebeslissingen en marktdynamiek. In plaats van te kijken naar totale productiekosten of gemiddelde kosten, richtte de marginalistische analyse zich op de extra kosten die gepaard gaan met kleine veranderingen in productie. Dit maakte het mogelijk om beter te begrijpen hoe bedrijven hun productie aanpassen in reactie op prijswijzigingen en veranderende marktomstandigheden.

De Opkomst van Moderne Micro-economie

De marginalistische revolutie wordt algemeen beschouwd als de basis van de moderne micro-economie. De verschuiving naar een focus op individuele beslissingen, marginale analyse en subjectieve waarde leidde tot een herformulering van veel van de kernconcepten in de economische theorie. In plaats van economische fenomenen op een macroschaal te analyseren, zoals de klassieke economen deden, verschoof de aandacht naar de keuzes van individuele consumenten en producenten en de impact van die keuzes op de marktwerking.

Deze ontwikkeling maakte het mogelijk om veel nauwkeurigere voorspellingen te doen over marktdynamiek en prijsvorming. Bovendien werd het kader van marginale analyse uitgebreid naar andere terreinen, zoals de theorie van productie, kosten en vraag naar arbeid. Micro-economische modellen zijn nu gebaseerd op het idee dat economische actoren rationele keuzes maken op basis van marginaal nut en marginale kosten, wat heeft geleid tot een verfijnder begrip van markten en economische gedragingen.

Verfijning van de Theorie van Marktevenwicht

De marginalistische revolutie bracht ook een beter begrip van hoe markten in evenwicht komen. Denkers zoals Léon Walras ontwikkelden uitgebreide theorieën over algemeen marktevenwicht, waarbij werd uitgelegd hoe vraag en aanbod in verschillende markten met elkaar interageren. In plaats van te kijken naar individuele markten als op zichzelf staande entiteiten, zoals vaak het geval was in klassieke economie, onderzochten de marginalisten hoe markten met elkaar verbonden zijn en hoe prijsveranderingen in één markt een kettingreactie kunnen veroorzaken in andere markten.

Dit idee van algemeen marktevenwicht werd later verfijnd door latere economen en vormt nog steeds de basis van veel hedendaagse economische modellen. Door te laten zien hoe markten met elkaar in balans zijn, boden de marginalisten een nieuw perspectief op de manier waarop economieën als geheel functioneren.

Conclusie

De marginalistische revolutie was een keerpunt in de economische wetenschap, dat de weg vrijmaakte voor een nieuwe benadering van waarde, prijzen en marktdynamiek. Door de introductie van het concept van marginaal nut, werd de analyse van economische verschijnselen verfijnd en werd de subjectieve waarde van goederen centraal gesteld. De bijdragen van denkers zoals William Stanley Jevons, Carl Menger en Léon Walras hebben geleid tot een fundamentele verschuiving in het economisch denken, waarbij de focus verschoof van objectieve productiekosten naar de subjectieve voorkeuren en keuzes van individuele consumenten.

De gevolgen van de marginalistische revolutie waren verstrekkend. De klassieke arbeidswaardetheorie werd vervangen door een theorie die beter in staat was om vraag en aanbod te verklaren op basis van individuele keuzes. Dit leidde tot de opkomst van de moderne micro-economie, die sindsdien een cruciale rol heeft gespeeld in het analyseren van markten, prijsbepaling en productiebeslissingen. Daarnaast legde de marginalistische analyse van marginale kosten en opbrengsten de basis voor een dieper begrip van de dynamiek van productie en winstmaximalisatie.

De theorie van algemeen marktevenwicht, zoals ontwikkeld door Walras, liet zien hoe markten onderling verbonden zijn en in samenhang tot een evenwicht komen. Deze inzichten blijven van groot belang voor het begrijpen van hoe economieën als geheel functioneren en blijven van invloed op hedendaagse economische theorieën.

Kortom, de marginalistische revolutie heeft niet alleen de manier waarop economen naar waarde en markten kijken veranderd, maar heeft ook de basis gelegd voor veel van de economische theorieën die vandaag de dag nog steeds relevant zijn.

Bronnen

  1. Blaug, Mark. Economic Theory in Retrospect. Dit boek geeft een gedetailleerd overzicht van de economische theorie, inclusief de marginalistische revolutie.
  2. Stigler, George J. The Development of Utility Theory. Dit artikel beschrijft de evolutie van de nuts- en marginaletheorieën. Beschikbaar via JSTOR: https://www.jstor.org/stable/1823707
  3. Schumpeter, Joseph A. History of Economic Analysis. Een klassiek werk dat de historische ontwikkeling van economische theorieën beschrijft, inclusief de marginalistische revolutie.
  4. Menger, Carl. Principles of Economics. Een grondleggend werk waarin Carl Menger het concept van marginaal nut introduceert.
  5. Jevons, William Stanley. The Theory of Political Economy. Dit werk introduceert marginaal nut in de economische analyse. Beschikbaar via JSTOR: https://www.jstor.org/stable/1809441
  6. Walras, Léon. Éléments d’économie politique pure. Walras’ werk over algemeen marktevenwicht en de wiskundige benadering van de economie.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in