De dialoog “Euthyphro” is een van de vroege werken van Plato waarin Socrates een discussie aangaat met Euthyphro, een zelfverzekerde Atheense profeet. Deze dialoog vindt plaats in de weken voor het proces tegen Socrates in 399 v.Chr., waar hij wordt beschuldigd van goddeloosheid. Het onderwerp van de dialoog draait om de vraag wat vroomheid of heiligheid betekent en welke rol goden spelen in de bepaling hiervan. Socrates probeert een duidelijke definitie van vroomheid te vinden, maar de discussie eindigt zonder bevredigend antwoord, wat heeft geleid tot eeuwenlange filosofische debatten. Dit eerste deel behandelt de achtergrond van de dialoog en de ontmoeting tussen Socrates en Euthyphro.
Inhoudsopgave
Ontmoeting bij de koningsmagistraat
De dialoog begint wanneer Socrates en Euthyphro elkaar ontmoeten bij het hof van de archon basileus, de koning-magistraat. Socrates is hier omdat hij zich voorbereidt op zijn rechtszaak vanwege aanklachten van goddeloosheid. Euthyphro, aan de andere kant, is gekomen om zijn eigen vader aan te klagen voor moord. Zijn vader had een arbeider in ketenen gebonden en in een greppel achtergelaten, wat uiteindelijk leidde tot de dood van de arbeider. Dit heeft tot verdeeldheid geleid binnen Euthyphro’s familie, omdat zij geloven dat de vader gerechtvaardigd was om zo te handelen, aangezien de arbeider een andere arbeider had gedood.
Socratische ironie
Socrates is verbaasd over Euthyphro’s zelfverzekerdheid om zijn eigen vader aan te klagen voor zo’n ernstige misdaad. In zijn kenmerkende ironische stijl prijst Socrates Euthyphro voor zijn kennis van wat heilig en vroom is. Socrates, die zelf wordt geconfronteerd met beschuldigingen van goddeloosheid, hoopt iets te leren van Euthyphro’s begrip van vroomheid, wat hem kan helpen bij zijn verdediging in de rechtbank. Hij vraagt Euthyphro om een definitie van vroomheid, en Euthyphro geeft een aantal verschillende antwoorden, die elk door Socrates worden ondermijnd.
De zoektocht naar een definitie
De zoektocht naar een definitie van vroomheid vormt het centrale thema van de dialoog. Euthyphro begint met het beschrijven van wat hij nu doet – het aanklagen van zijn vader – als een voorbeeld van vroomheid. Socrates wijst dit af als slechts een voorbeeld, geen definitie. Euthyphro’s tweede poging, waarin hij stelt dat vroomheid is wat de goden behagen, wordt ook door Socrates verworpen vanwege de conflicterende belangen van de verschillende goden. Dit leidt uiteindelijk tot de beroemde Euthyphro-dilemma, waarin Socrates de vraag stelt of iets vroom is omdat de goden het goedkeuren, of dat de goden het goedkeuren omdat het vroom is.
De eerste definitie: vroomheid als wat Euthyphro doet
Euthyphro’s eerste poging om vroomheid te definiëren is gebaseerd op zijn eigen actie: het aanklagen van zijn vader voor moord. Socrates verwerpt deze definitie omdat het slechts een voorbeeld van vroomheid is en geen algemene definitie biedt. Socrates legt uit dat een definitie niet gebaseerd kan zijn op individuele acties, maar een bredere beschrijving moet geven van het concept.
De tweede definitie: wat de goden plezier geeft
Euthyphro’s tweede definitie stelt dat vroomheid is wat de goden plezier geeft. Hoewel deze definitie een meer algemene vorm heeft, wijst Socrates erop dat de goden vaak met elkaar in conflict zijn over wat hen behaagt. Dit leidt tot een probleem waarbij dezelfde handeling zowel vroom als goddeloos kan zijn, afhankelijk van welke goden erbij betrokken zijn. Socrates stelt hiermee de coherentie van Euthyphro’s definitie ter discussie en benadrukt de noodzaak van een consistent begrip van vroomheid.
Het Euthyphro-dilemma: de derde definitie
Om de tekortkomingen van de tweede definitie te corrigeren, stelt Euthyphro dat vroomheid is wat door alle goden wordt geliefd, terwijl goddeloosheid is wat door alle goden wordt gehaat. Socrates stelt vervolgens het Euthyphro-dilemma: “Wordt iets geliefd door de goden omdat het vroom is, of is het vroom omdat het door de goden wordt geliefd?” Dit dilemma plaatst de vraag naar vroomheid in een breder filosofisch en theologisch perspectief, wat aanleiding geeft tot diepgaande discussies over de aard van moraliteit en goddelijke goedkeuring.
De cirkelredenering van Euthyphro
Socrates analyseert het Euthyphro-dilemma en legt uit waarom het problematisch is. Hij laat zien dat als de goden iets goedkeuren omdat het vroom is, er een onafhankelijke standaard van vroomheid bestaat buiten de goddelijke goedkeuring om. Aan de andere kant, als iets vroom is omdat de goden het goedkeuren, dan wordt vroomheid willekeurig en afhankelijk van de grillen van de goden. Euthyphro lijkt niet te beseffen dat zijn definitie cirkelredenering bevat, en dit leidt tot verdere discussie over de essentie van vroomheid.
Vroomheid als onderdeel van rechtvaardigheid
Socrates suggereert dat vroomheid een deel van rechtvaardigheid is. Dit roept een belangrijke vraag op: wat maakt vroomheid anders dan andere vormen van rechtvaardigheid? Door dit te onderzoeken, probeert Socrates de specifieke eigenschappen van vroomheid te identificeren en te begrijpen hoe deze verschilt van andere morele deugden, zoals moed en mededogen.
Euthyphro’s antwoord: zorg voor de goden
Euthyphro stelt dat vroomheid gaat over het zorgen voor de goden. Socrates wijst deze definitie af door te stellen dat “zorg” voor de goden zou impliceren dat mensen de goden kunnen verbeteren, wat een vorm van hubris zou zijn. Dit zou in strijd zijn met de traditionele Griekse opvatting van de goden als alwetend en almachtig. De zorg waar Euthyphro naar verwijst, zou suggereren dat de goden hulp nodig hebben van mensen, wat volgens Socrates geen juiste interpretatie is van vroomheid.
De definitie van piety als gebed en offer
Euthyphro stelt een vijfde definitie voor, waarbij hij vroomheid beschrijft als een kunst van offeren en bidden. Dit houdt in dat vroomheid een vorm van kennis is over hoe je met de goden moet omgaan door geschenken te geven en gunsten te vragen. Socrates onderzoekt deze definitie en wijst erop dat als vroomheid wordt gezien als een vorm van ruilhandel met de goden, dit kan leiden tot een commercieel begrip van vroomheid. Dit roept de vraag op wat de goden werkelijk nodig hebben van mensen en of het geven van geschenken aan de goden inderdaad als vroom kan worden beschouwd.
Het volledige cirkel van de dialoog
Tegen het einde van de dialoog wordt duidelijk dat Euthyphro’s definities van vroomheid elkaar tegenspreken en geen duidelijkheid bieden over de essentie van vroomheid. Socrates wijst op de cirkelredenering in Euthyphro’s verklaringen en laat zien dat er nog steeds geen universele definitie van vroomheid is bereikt. Dit leidt tot de aporia, of eindeloosheid, waarmee de dialoog eindigt, waarbij Euthyphro vertrekt zonder een bevredigend antwoord te hebben gegeven.
De aporetische afloop van de dialoog
De dialoog “Euthyphro” eindigt in aporia, wat betekent dat er geen bevredigende oplossing wordt gevonden voor het probleem van de definitie van vroomheid. Euthyphro vertrekt zonder een duidelijke en consistente verklaring te geven over wat vroomheid precies is, en Socrates blijft zonder de hulp die hij zocht voor zijn verdediging tegen de aanklachten van goddeloosheid. De aporieke afloop weerspiegelt de complexiteit van het onderwerp en de uitdaging om universele waarheden te vinden in ethische en religieuze kwesties.
Historische receptie van Euthyphro
Na zijn eerste verschijning in de vroege werken van Plato, werd de dialoog “Euthyphro” een belangrijk onderwerp van discussie en interpretatie onder filosofen, theologen en historici. In de oudheid schreef Metrodorus van Lampsacus, een volgeling van Epicurus, een pamflet getiteld “Tegen de Euthyphro”, waarin hij kritiek leverde op de dialoog. Diogenes Laërtius, een Griekse biograaf, plaatste deze dialoog in de eerste tetralogie en merkte op dat het vaak werd gebruikt als een inleiding tot Plato’s filosofie.
In de Middeleeuwen en de Renaissance herontdekte de Latijnse wereld de dialoog dankzij vertalingen in het Grieks, Latijn en Armeens. De humanisten van de Renaissance, zoals Marsilio Ficino, droegen bij aan de verspreiding van Plato’s werken, inclusief “Euthyphro”. Deze dialoog bleef een invloedrijk stuk filosofie, met verschillende filosofen en theologen die hun eigen interpretaties en kritiek leverden.
Moderne interpretaties en kritiek
In de moderne tijd heeft “Euthyphro” de aandacht getrokken van verschillende filosofen die zich bezighouden met ethische en theologische vraagstukken. Een van de belangrijkste onderwerpen van discussie is het Euthyphro-dilemma, dat de vraag oproept of moraliteit intrinsiek is of afhankelijk is van goddelijke goedkeuring. Deze vraag heeft geleid tot diepgaande discussies over de aard van moraliteit en de rol van religie in ethiek.
Kritiek op de dialoog is ook gekomen van moderne filosofen zoals Peter Geach, die stelde dat het dilemma impliceert dat een definitie van vroomheid vooraf moet gaan aan de identificatie van vrome daden, wat problematisch kan zijn. Andere critici, zoals Friedrich Schleiermacher, beschouwden de dialoog als inferieur aan andere werken van Plato, vanwege het gebruik van woordspelletjes en semantische spelletjes.
Conclusie: het erfgoed van Euthyphro
Hoewel de dialoog “Euthyphro” geen duidelijke definitie van vroomheid biedt, heeft het een blijvende invloed gehad op de filosofische en theologische discussies over de aard van moraliteit, rechtvaardigheid en religie. De aporetische afloop van de dialoog heeft filosofen uitgedaagd om verder te zoeken naar universele waarheden in ethische en religieuze kwesties, en het Euthyphro-dilemma blijft een relevant onderwerp van discussie in moderne filosofie.
Bronnen en verdere lezing
Voor verdere studie van de dialoog “Euthyphro” en de bredere context van Plato’s filosofie, raad ik de volgende bronnen aan:
- Plato’s “Complete Works” voor de volledige tekst van de dialoog en andere werken van Plato.
- Diogenes Laërtius‘ “Leven en Opvattingen van Beroemde Filosofen” voor een historische context over de filosofen van de oudheid.
De dialoog “Euthyphro” biedt geen eenvoudig antwoord op de vraag wat vroomheid is, maar het opent de deur naar diepgaande filosofische en theologische overwegingen die eeuwenlang relevant zijn gebleven.